Vachtkleuren bij de IJslandse hond
Wilma Roem, november 2019
Veel kleuren
Zoals op de foto hierboven is te zien, komen er veel kleurpatronen voor bij de IJslandse Hond. Veel kleuren zijn toegestaan volgens de rasstandaard, als maar één kleur dominant aanwezig is. Allerlei witte aftekeningen maken het kleurenpalet nog meer divers. Laten we eens kijken welke kleuren we kunnen onderscheiden en hoe de vererving van deze kleurpatronen verloopt.
Wildkleur
De hond stamt af van de wolf en de oorspronkelijke kleur van de hond is wolfsgrauw of grijs. Deze kleur komt niet (meer) voor bij de IJslandse hond, daarom zie je op Foto 2 een Keeshond met deze wolfsgrauwe kleur. Op Foto 3 zie je een IJslandse hond met de veelvoorkomende rode kleur. Als je deze twee honden vergelijkt, zie je dat het patroon van lichte en donkere haren op elkaar lijkt.
Twee pigmenten
De vachtkleur bij de hond wordt veroorzaakt door twee pigmenten. Deze twee pigmenten, eumelanine voor zwarte en bruine kleuren, en feomelanine voor rode en gele kleuren, zijn samen verantwoordelijk voor alle vachtkleuren. Als er geen pigment in een haar zit, wordt deze wit. Wit betekent dus het ontbreken van pigment. De verdeling van de pigmenten in één haar en over de gehele vacht bepaalt het kleurpatroon dat wij zien. De verdeling van de pigmenten in het haar en over de vacht wordt door een heel aantal genen beïnvloed. Hier speelt de erfelijke aanleg van de hond de hoofdrol. Laten we eens kijken of we een aantal van de genen die de kleurpatronen bepalen kunnen onderscheiden.
Genetica
Een gen is een stukje DNA dat verantwoordelijk is voor een bepaalde eigenschap. Genen komen altijd als een paar voor in het erfelijke materiaal van een hond. Van elke ouder krijgt de pup één gen van elk paar, zodat er weer een nieuw paar in de pup ontstaat. Zo’n paar genen ligt op een vaste plaats op het DNA van de hond. Die plaats noemen we locus en die plaats geven we een naam door middel van een letter. Voor de vachtkleuren bij de IJslander kennen we de loci: A, B, D, E, I en S.
Dominant noemen we een gen waarvan er maar één aanwezig hoeft te zijn om de eigenschap tot uitdrukking te brengen. Als één van de twee genen in een paar dominant is, dan krijgt de hond de kleur van het dominante gen. We schrijven dit zo: Ay / – , deze hond is rood, ongeacht welk gen onder het streepje zit.
Recessief noemen we een gen waarvan er twee aanwezig moeten zijn in een paar om de eigenschap tot uitdrukking te brengen. De hond moet van beide ouders dit gen gekregen hebben om de kleur die dit gen bepaald te vertonen. We schrijven dit zo: at /at , deze hond is zwart met rood omdat hij van beide ouders het gen voor zwart met rood heeft geërfd. Zie de afbeelding hieronder.
De agouti-reeks
De letter A komt van agouti. Op dit locus liggen een aantal genen die veel invloed hebben op de kleur van de IJslandse hond. Het woord agouti duidt op haren waarin verschillende kleurbanden zijn te onderscheiden. Het gaat hierbij om vachtpatronen waarin het rode en het zwarte pigment beide voorkomen. Op foto 3 zie je een IJslandse hond met het agouti-patroon: veel rood pigment maar ook zwart pigment in de haarpunten en soms wat zwarte haren tussen de rode haren. Het gen dat verantwoordelijk is voor dit patroon wordt Ay genoemd (y staat voor yellow). Iedere IJslander met de rode of gele basiskleur heeft van minstens één ouder een Ay gen gekregen.
Ook de wolfsgrauwe kleur wordt veroorzaakt door een gen in de agouti-reeks, namelijk het aw-gen. Dit gen zorgt er voor dat het rode pigment wordt onderdrukt, maar het zwarte pigment niet. Je krijgt dan een grijze kleur zoals bij de Keeshond op foto 2. Het aw-gen komt niet meer voor bij de IJslanders. Op Foto 4 is het aw-gen als ag afgebeeld.
Er is wel een ander gen in de agouti-reeks dat veel voorkomt bij de IJslandse Hond en dat is het at-gen. Dit gen zorgt ervoor dat het zwarte pigment de hoofdkleur wordt. De hond wordt dan zwart met rode of gele aftekeningen. Dit patroon zie je op foto 5, we noemen het zwart met rood (black and tan) of driekleur als er ook witte aftekeningen te zien zijn. Een IJslandse hond krijgt deze vachtkleur als hij van allebei zijn ouders een at-gen heeft gekregen. Je schrijft dat zo, at /at, want het at-gen is recessief ten opzichte van het Ay-gen.
Eris nog een gen in de agouti-reeks dat zeldzaam is, maar wel voorkomt bij de IJslandse hond, en dat is het a-gen. Het is recessief ten opzichte van het at-gen, maar als een IJslander van beide ouders een a-gen krijgt, dan wordt deze hond helemaal door het zwarte pigment bedekt en zo’n hond is dus zwart. Witte aftekeningen kan deze hond wel hebben, maar als je onder zijn staart kijkt is hij daar ook zwart, dit in tegenstelling tot een zwart met rode hond die altijd een lichte onderkant van de staart heeft. Je schrijft dit als a/a, we noemen die kleur recessief zwart. Op Foto 6 zie zo’n hond.
Ay – aw – at – a |
De dominantiereeks voor het agouti-locus ziet er als volgt uit:
Drie van deze 4 genen kunnen bij de IJslandse hond voorkomen op het A-locus. De kleurpatronen zie je op Foto 7, Foto 8 en Foto 9.
Foto 7 Foto 8 Foto 9
Zwart of bruin
Het volgende locus dat we moeten bespreken als het om de vachtkleuren bij de IJslander gaat, is het B-locus. De B staat voor black of brown, wat je wil. De genen die op dit locus liggen, bepalen hoe het zwarte pigment (eumelanine) er uitziet. Deze genen hebben geen invloed op het rode pigment (feomelanine). Normaal gesproken is het zwarte pigment zwart, maar er is een recessief gen b dat er voor kan zorgen dat het zwarte pigment er bruin uit gaat zien. De hond krijgt een bruine vacht op de plaatsen waar die bij een andere hond zwart is. Ook de neuskleur van een bruine hond is bruin in plaats van zwart en bovendien is de oogkleur meestal ook iets lichter.
foto 10 foto 11
Heeft de hond één dominant gen B/- dan is het zwarte pigment zwart. Heeft de hond twee recessieve genen b/b dan wordt het zwarte pigment bruin. Natuurlijk zie je dit gen het beste bij een hond met veel van het zwarte pigment in zijn vacht. Een hond die op het A-locus at /at heeft en ook b/b-genen op het B-locus zie je op Foto 10. Op foto 8 zie je de hond met B/-.
Een hond met de rode kleur Ay / – kan ook twee b/b-genen hebben, maar omdat alleen de haarpunten zwart zijn moet je goed kijken om te ontdekken dat zo’n hond bruine haarpunten heeft. Het beste kun je het zien aan de neuskleur, een bruine neus verraadt de bruine b/b-genen. Zie Foto 11. Op foto 7 zie je de hond met B/-.
Rood geel of beige
Het rode pigment kan ook door genen worden beïnvloed. Er is een gen dat alleen het rode pigment (feomelanine) verdunt, het wordt dan geel of beige. Het zwarte pigment wordt door dit gen niet beïnvloed. Als je de hond op foto 12 vergelijkt met de hond op foto 7, dan zie je dat alleen het rode gedeelte is veranderd maar dat het zwarte masker niet is aangetast.
Er is iets raars met dit gen want het is tot nu toe niet ontdekt in de DNA-onderzoeken.